33779 |
wisselen van de tanden |
wisselen:
wesǝlǝ (P219p Jeuk)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
23582 |
wisselende misgezangen |
wisselende misgezangen:
de wisselende mèsgezangen (P219p Jeuk)
|
De wisselende misgezangen [Introïtus, Graduale, Tractus, Alleluia, Sequentia, Offertorium, Communio]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25174 |
wisselvallig weer |
zeverlucht:
zi verlocht (P219p Jeuk),
zibberen:
(Landen).
zibberen (P219p Jeuk),
(St. Tr.).
zoubbere (P219p Jeuk)
|
lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18290 |
wit halsboordje |
col (fr.):
een kol (P219p Jeuk),
kol (P219p Jeuk),
witte col (fr.):
’n witte kol (P219p Jeuk)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
sterretje:
stē̜ǝrǝkǝ (P219p Jeuk)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (P219p Jeuk)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
19435 |
wit zand, stooizand |
zavel:
zaouvel (P219p Jeuk),
zavel (P219p Jeuk)
|
De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30657 |
witkwast |
dikke vierkantige borstel:
dekǝ vīrkɛntegǝ bǫsǝl (P219p Jeuk)
|
Rechthoekige borstel om muren of zolderingen te witten of in lijmverf te schilderen. [N 67, 44a; monogr.]
II-9
|
24521 |
witte abeel |
witte canada:
witte canada (P219p Jeuk)
|
De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23669 |
witte donderdag |
witte dondersdag:
witte donnestag (P219p Jeuk)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|