32795 |
bot eggen |
stuiken:
stãkǝ (P219p Jeuk)
|
Werken met een eg die "bot" is aangespannen. De eg wordt aan een zodanig punt voortgetrokken dat de tanden schuin naar achteren wijzen en bijgevolg slechts oppervlakkig door de grond gaan. Zie afb. 70. De termen zijn vooral van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In plaatsen waar men gezien de grondsoort verschillend egwerk met dezelfde eg kon verrichten en men uitsluitend of voornamelijk bot egde om het gezaaide graan in de grond te werken, kan voor "bot eggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest) als voor "eggen na het zaaien". Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. Voor andere (...)-varianten dan ''eggen'' zij verwezen naar het lemma ''slepen''. [JG 1a + 1b+ 1c + 2c; N 11, 82; N 11A, 173b; NP, 16a; monogr.]
I-2
|
34258 |
boter |
botter:
botǝr (P219p Jeuk)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
20637 |
boterham |
boterham:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
boeterram (P219p Jeuk),
botteram (P219p Jeuk),
snee:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
snêê (P219p Jeuk),
taart:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
taa (P219p Jeuk),
taartje:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
taake (P219p Jeuk)
|
boterham [ZND 32 (1939)] || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
boo-tje:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
bouke (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
snee:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
snee (P219p Jeuk),
taart:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
tââ (P219p Jeuk),
taartje:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
taake (P219p Jeuk)
|
Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)] || Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
32948 |
botteriken |
haletten:
ha`lętǝ(n) (P219p Jeuk),
horens:
hø̄ǝn (P219p Jeuk)
|
De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.]
I-3
|
31447 |
boutenschaar, betonschaar |
scheer:
skēr (P219p Jeuk)
|
Soort zware tang met een lengte van 35 tot 105 cm die dient om bouten, metalen staven en betonijzer te knippen. Zie ook afb. 143. In Q 83 werden bouten met een zaag of met behulp van een slijpschijf verwijderd. Zie ook het lemma "slijpschijf". [N 33, 265; N 33, 290]
II-11
|
33644 |
bouwland |
labeurland:
labø̄rlant (P219p Jeuk),
land:
lant (P219p Jeuk),
veld:
fęlt (P219p Jeuk),
vęlt (P219p Jeuk)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
17639 |
bovendeel van de rug |
nek:
nak (P219p Jeuk)
|
Bovendeel van de rug (poekel, kraomenak, kriemer, rug?, nak?) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
22144 |
bovendeksel van een duivenmand |
deksel:
deksel (P219p Jeuk)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: bovendeksel van een duivenmand? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24719 |
boveneinde van de stam |
top:
toep (P219p Jeuk)
|
Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)]
III-4-3
|