21303 |
buskruit |
poeder:
poeijer (P219p Jeuk)
|
licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30632 |
buskwast |
buisborstel:
bø̜js˱bǫsǝl (P219p Jeuk)
|
Kwast waarbij de haarbundel in een ijzeren of koperen bus bevestigd is. [N 67, 30b]
II-9
|
33131 |
bussel kort stro |
aarbussel:
oǝrbø̜sǝl (P219p Jeuk)
|
Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28]
I-4
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
schoof:
skūf (P219p Jeuk)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
21702 |
buur |
buur:
boer (P219p Jeuk)
|
iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20223 |
buurman |
geburenman:
geboereman (P219p Jeuk)
|
buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
geburen:
geboere (P219p Jeuk)
|
het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
raisonneren (<fr.):
Van Dale: raisonneren (<Fr.), (gew.) 1. redeneren; verstandelijk betogen; -2. praten, zich onderhouden.
resenèjre (P219p Jeuk)
|
de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21304 |
buurvrouw |
geburenvrouw:
geboerevrouw (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)] || buurvrouw [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
22411 |
caleidoscoop |
caleidoscoop:
caleidoscoop (P219p Jeuk),
kijkbus:
Antwoord onderlijnd bij de suggesties.
kijkbus (P219p Jeuk)
|
een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus] [N 112 (2006)] || Een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|