19440 |
de was mangelen |
mangelen:
mangele (P219p Jeuk)
|
De was glad maken d.m.v. een mangel (mangelen, wringen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
spoelen:
spulle (P219p Jeuk),
spuulen (P219p Jeuk)
|
Zeep verwijderen uit kledingstukken door ze heen en weer te bewegen in een vloeistof (spoelen, plodderen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19438 |
de was wringen |
wringen:
wrenge (P219p Jeuk),
wringen (P219p Jeuk)
|
Het water uit wasgoed drijven (wringen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
jagen:
jǭgǝ (P219p Jeuk)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
28993 |
de zoom afspelden |
afspijten:
afspęjtǝ (P219p Jeuk)
|
De zoom geheel met spelden bezetten. [N 62, 13b; N 62, 13a; MW]
II-7
|
28992 |
de zoom aftekenen |
rondmaken:
rontmāwkǝ (P219p Jeuk)
|
Met krijt of een rokkenspuit de zoomlijn aftekenen op een te maken kledingstuk. [N 62, 13a; N 62, 13b]
II-7
|
25312 |
decimeter, maat van 10 cm |
decimeter:
decimeter (P219p Jeuk)
|
de maat die een lengte van 10 cm aangeeft, 1/10 deel van een meter [sol, palm, decimeter] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
30570 |
decoratieschilder |
verver:
vɛrvǝr (P219p Jeuk)
|
Schilder die zich in het bijzonder bezig houdt met het schilderen van versieringen. Tot zijn werkzaamheden behoren onder meer het schabloneren, biezentrekken, spatten, glaceren, etc. [N 67, 98b]
II-9
|
19001 |
deerniswekkend |
meelven:
meeleven (P219p Jeuk)
|
een sterk gevoel van medelijden over het leed van anderen opwekkend [onnozel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32311 |
definitieve band |
band:
bant (P219p Jeuk)
|
De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.]
II-12
|