18800 |
domme vrouw |
trut:
trut (P219p Jeuk)
|
een dommme vrouw [lut, kul, dulleke] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
31202 |
dommekracht |
krik:
krek (P219p Jeuk)
|
Werktuig om zware voorwerpen op te tillen. Het bestaat uit een zware kast, waarin een getande stang met haak door middel van een zwengel omhoog en omlaag kan worden bewogen. De dommekracht wordt onder het op te heffen voorwerp geplaatst. Zie ook afb. 3. [N 33, 219]
II-11
|
17908 |
dompelen |
dompelen:
dompelen (P219p Jeuk),
in het water steken:
in t wetter stēken (P219p Jeuk),
in ⁄t wetter stēken (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
onderdoen:
onderdoan (P219p Jeuk)
|
(in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|
24310 |
donderbeestje |
donderbeest:
donderbiejst (P219p Jeuk)
|
donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)]
III-4-2
|
25120 |
donderen |
donderen:
donderen (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
24832 |
donderkruid |
onkruid:
ps. invuller twijfelt over het antwoord!
onkraat (P219p Jeuk)
|
donderkruid (Inula vulgaris), weinig voorkomende samengesteldbloemige plant die 90 cm hoog kan worden, met langwerpige ronde bladeren en lichtbruin getinte bloemhoofdjes [N 37 (1971)]
III-4-3
|
25121 |
donderwolk |
donderwolk:
dondarwolek (P219p Jeuk),
donderwolk (P219p Jeuk),
laf:
laf (P219p Jeuk)
|
donderwolk [ZND 33 (1940)] || lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25118 |
donderx |
donder:
donder (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25022 |
donker worden, duisteren |
de avond valt:
den ovend valt (P219p Jeuk),
duisteren:
duisteren (P219p Jeuk)
|
donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] || Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)]
III-4-4
|
25021 |
donker, duisterx |
duister:
duister (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
(`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)]
III-4-4
|