34382 |
kudde schapen |
kud:
køt (Q188p Kanne)
|
[JG 1a, 1b, 2c; L 6, 25b; A 4, 18; L 20, 18; monogr.]
I-12
|
17582 |
kuif |
kuif:
kouf (Q188p Kanne)
|
kuif [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34475 |
kuiken |
kuiken:
kȳ.kǝ (Q188p Kanne)
|
Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.]
I-12
|
17606 |
kuiltje (in de kin / wangen) |
kotje:
kuutsje (Q188p Kanne)
|
Kuiltje in de wang: een kuiltje in de wang, bijv. als men lacht (kuilke, kuiltje, putje). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
32341 |
kuip |
kuip:
kūp (Q188p Kanne)
|
In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.]
II-12
|
26497 |
kuipdeksel |
deksel:
dęksǝl (Q188p Kanne)
|
Het uit twee halve cirkels bestaande deksel van de steenkuip. In Q 240 was de kuip half open. Er lag een plankje met half maantje op (Coenen, pag. 115). Zie ook het lemma ɛhalf kuipdekselɛ.' [N O, 19e; Vds 146; Jan 153; Coe 134; Grof 155; A 42A, 36 add.]
II-3
|
32624 |
kunstmest |
kunstmest:
kø̄ns[mest] (Q188p Kanne),
vreemd mest:
vrę̄mp [mest] (Q188p Kanne)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
32627 |
kunstmest strooien |
(kunstmest) zaaien:
zɛ̄i̯ǝ (Q188p Kanne)
|
Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.]
I-1
|
26443 |
kunststeen |
amaril:
márel (Q188p Kanne),
kunststeen:
kø̄.nsstɛ̄.n (Q188p Kanne)
|
Nagemaakte, gegoten molensteen. De kunststeen is harder dan de natuursteen en vergt niet zoveel onderhoud. Als grondstof voor de kunststeen kunnen diverse steensoorten als carborundum, kwarts en amaril gebruikt worden. Het materiaal wordt gebroken, gesorteerd op fijnheid en met een speciale cement of kit in de gewenste vorm gegoten of geperst. Evenals de Franse steen bestaat de kunststeen uit twee lagen, een ballastlaag en een maallaag van ongeveer 15 cm waarin al kerven gegoten zijn met daartussen een zachtere vulling in een andere kleur. [N O, 17g; N O, 17f; Vds 185; Jan 175; Coe 118; Grof 140]
II-3
|
19863 |
kussen |
kussen:
kø̜.sǝ (Q188p Kanne),
lager:
lā.gǝr (Q188p Kanne),
lagerkussen:
lāgǝrkøsǝ (Q188p Kanne)
|
Een uit brons of gietijzer vervaardigd kussen waar het uiteinde van de molenboom in rust en ronddraait. Het kussen is ingewerkt in een vierkant houten of stenen blok. Zie ook afb. 75 en de toelichting bij het lemma ɛsteenɛ. Vanderspickken maakt in de lemmata ɛpan-kussenɛ (Vds 72) en ɛpan-kasseiɛ (Vds 87) geen onderscheid tussen een arduinen steen of een metalen kussen. De opgaven uit het materiaal die specifiek verwijzen naar een steen zijn overgeplaatst naar het lemma ɛsteenɛ.' [Vds 87]
II-3
|