17617 |
lip |
lip:
lep (Q188p Kanne),
løp (Q188p Kanne)
|
lip [RND] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
lep (Q188p Kanne)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
brullen:
brølǝ (Q188p Kanne),
keken:
kɛ̄.kǝ (Q188p Kanne)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
17721 |
loeren |
lonken:
lōnkə (Q188p Kanne)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33813 |
lomp paard |
karhengst:
kārheŋs (Q188p Kanne)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|
17817 |
lopen |
lopen:
lōpə (Q188p Kanne),
lō.pǝ (Q188p Kanne)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9, III-1-2
|
19500 |
loper |
bovenste steen:
bø̄.vǝstǝ stę̄.n (Q188p Kanne),
bō.vǝstǝ stę̄.n (Q188p Kanne)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.]
II-3
|
22998 |
lot(je) van de loterij |
biljet:
biljɛt (Q188p Kanne)
|
Billet: lot; - v.d. loterij.
III-3-2
|
22400 |
loten |
loten:
lote (Q188p Kanne)
|
het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|