19057 |
raar, vreemd |
vreemd:
dè és hi vrèmp (Q188p Kanne)
|
Die is hier vreemd. [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
19224 |
raden |
raden:
konste dat raoje (Q188p Kanne)
|
Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
raofele (Q188p Kanne)
|
Rafelen. Aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, reffelen, rieffelen, rufelen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rammelèer (Q188p Kanne),
rekel:
rēͅkəl (Q188p Kanne)
|
het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater] [N 112 (2006)] || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1, III-3-2
|
20515 |
ranzig |
gats:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
gats (Q188p Kanne)
|
garstig [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rǭ.pǝ (Q188p Kanne)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19558 |
rasp |
raspel:
raspəl (Q188p Kanne)
|
rasp
III-2-1
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
duwen:
døi̯ə (Q188p Kanne),
stoten:
stūtə (Q188p Kanne)
|
stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17674 |
rechte, vormeloze benen |
stelten:
stä:ltə (Q188p Kanne)
|
benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33764 |
rechterkant van het paard |
vallemekant:
vǭlǝmǝkānt (Q188p Kanne)
|
Tegenovergestelde kant van de plaats waar de voerman gaat. [N 8, 9 en 10]
I-9
|