e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raar, vreemd vreemd: dè és hi vrèmp (Kanne) Die is hier vreemd. [ZND 08 (1925)] III-1-4
raden raden: konste dat raoje (Kanne) Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)] III-1-4
rafelen rafelen: raofele (Kanne) Rafelen. Aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, reffelen, rieffelen, rufelen] [N 114 (2002)] III-1-3
rammelaar rammelaar: rammelèer (Kanne), rekel: rēͅkəl (Kanne) het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater] [N 112 (2006)] || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1, III-3-2
ranzig gats: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  gats (Kanne) garstig [ZND 23 (1937)] III-2-3
rapen rapen: rǭ.pǝ (Kanne) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp raspel: raspəl (Kanne) rasp III-2-1
recht vooruitstoten met de armen duwen: døi̯ə (Kanne), stoten: stūtə (Kanne) stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)] III-1-2
rechte, vormeloze benen stelten: stä:ltə (Kanne) benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] III-1-1
rechterkant van het paard vallemekant: vǭlǝmǝkānt (Kanne) Tegenovergestelde kant van de plaats waar de voerman gaat. [N 8, 9 en 10] I-9