33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
reͅŋə (Q188p Kanne)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
26494 |
ringhout |
ring:
rē.ŋk (Q188p Kanne)
|
Het ronde hout waarop de steenkuip staat. Zie ook afb. 81. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 19b; Sche 49; Vds 145; Jan 152; Coe 133; Grof 154; A 42A, 36 add.; N D, 33 add.]
II-3
|
26615 |
ringmeel |
ringmeel:
rēŋk[meel] (Q188p Kanne)
|
Meel dat rondom de ligger in de steenkuip gevallen is. In l 288b verstond men onder ringmeel het meel dat rondom de stenen zat. Wanneer de stenen pas gescherpt waren en de molen opengebroken was geweest, gooide men er ringmeel over alvorens met malen te beginnen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømeelŋ het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 37e; Vds 161; Jan 166; Coe 151; Grof 179; A 42, add.; A 42A, 48 add.]
II-3
|
17669 |
ringvinger |
ringvinger:
reenkvinger (Q188p Kanne)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, pillepoort). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
18103 |
ringworm |
omloop:
ömlàop (Q188p Kanne)
|
Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, wiel/rad, ring(el)worm). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21214 |
riool |
rigole (fr.):
rigol (Q188p Kanne)
|
Riool (onderaardse buis tot afvoer van vuil water, enz.). [ZND 06 (1924)]
III-3-1
|
18214 |
ritssluiting |
tirette (fr.):
tirɛt (Q188p Kanne)
|
tirette: ritssluiting
III-1-3
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
roed moos (Q188p Kanne),
rōt mōs (Q188p Kanne)
|
Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [Lk 05 (1953)]
I-7
|
22755 |
roep bij verstoppertje spelen |
het is:
t ès (Q188p Kanne)
|
Wat roepen de kinderen als ze verborgen zijn? [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
piele, piele:
pilǝ, pilǝ (Q188p Kanne)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|