17735 |
suizen van de oren |
tuiten:
mən ūrə tūtə (Q188p Kanne)
|
suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17978 |
sukkelen |
kwakkelen:
kwakkele (Q188p Kanne),
sukkelen:
sukkele (Q188p Kanne)
|
Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (sukkelen, krenkelen, kwakkelen, op de sukkelbaan zijn). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18126 |
syfilis |
geslachtskrankte:
geslachskraengde (Q188p Kanne)
|
Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte, syfilis). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
26428 |
taats van het staakijzer |
punt:
pø̄.nt (Q188p Kanne),
tip:
tep (Q188p Kanne)
|
Het onderste, pinvormige gedeelte van het staakijzer dat draait in een pan die ingewerkt is in een op een ijzeren balk gemonteerd stalen blok. [Vds 103; Jan 141; Coe 124; Grof 147; A 42A, 24]
II-3
|
26542 |
taatspot van het staakijzer |
pannetje:
pɛnǝkǝ (Q188p Kanne)
|
De in een stalen blok ingewerkte pot of pan die in watermolens dient als lager van het staakijzer. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛtaatspot van de kleine spilɛ. In de watermolen van P 51 gebruikt men een arduinsteen of kasseisteen als lager. Het woordtype kogellager (l 368, P 55) is specifiek van toepassing op een met stalen kogeltjes gevulde bus waarin het staakijzer draait.' [Vds 104; Jan 142; Coe 125; Grof 148; A 42A, 25; N O, 16g]
II-3
|
20476 |
tak van een geslacht |
familietak:
femiêlietak (Q188p Kanne)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
tā.nt (Q188p Kanne
[(mv tan)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
18731 |
tanden poetsen |
tanden poetsen:
tan pótse (Q188p Kanne)
|
Tanden poetsen [t. wassen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18728 |
tandenborstel |
tandenborstel:
tandebeustel (Q188p Kanne)
|
Een tandenborstel [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18732 |
tandenstoker |
tandenpeuter:
tandepeuter (Q188p Kanne),
tandenstoker:
tandestoker (Q188p Kanne)
|
Een tandenstoker. Een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden zijn blijven zitten [tandenstoker, kloker, koter] [N 114 (2002)]
III-1-3
|