e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suizen van de oren tuiten: mən ūrə tūtə (Kanne) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
sukkelen kwakkelen: kwakkele (Kanne), sukkelen: sukkele (Kanne) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (sukkelen, krenkelen, kwakkelen, op de sukkelbaan zijn). [N 107 (2001)] III-1-2
syfilis geslachtskrankte: geslachskraengde (Kanne) Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte, syfilis). [N 107 (2001)] III-1-2
taats van het staakijzer punt: pø̄.nt (Kanne), tip: tep (Kanne) Het onderste, pinvormige gedeelte van het staakijzer dat draait in een pan die ingewerkt is in een op een ijzeren balk gemonteerd stalen blok. [Vds 103; Jan 141; Coe 124; Grof 147; A 42A, 24] II-3
taatspot van het staakijzer pannetje: pɛnǝkǝ (Kanne) De in een stalen blok ingewerkte pot of pan die in watermolens dient als lager van het staakijzer. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛtaatspot van de kleine spilɛ. In de watermolen van P 51 gebruikt men een arduinsteen of kasseisteen als lager. Het woordtype kogellager (l 368, P 55) is specifiek van toepassing op een met stalen kogeltjes gevulde bus waarin het staakijzer draait.' [Vds 104; Jan 142; Coe 125; Grof 148; A 42A, 25; N O, 16g] II-3
tak van een geslacht familietak: femiêlietak (Kanne) de tak van een geslacht [natie, familie] [N 115 (2003)] III-2-2
tand, tanden tand(en): tā.nt (Kanne  [(mv tan)]  ) Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17] I-9
tanden poetsen tanden poetsen: tan pótse (Kanne) Tanden poetsen [t. wassen] [N 114 (2002)] III-1-3
tandenborstel tandenborstel: tandebeustel (Kanne) Een tandenborstel [N 114 (2002)] III-1-3
tandenstoker tandenpeuter: tandepeuter (Kanne), tandenstoker: tandestoker (Kanne) Een tandenstoker. Een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden zijn blijven zitten [tandenstoker, kloker, koter] [N 114 (2002)] III-1-3