id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22861 | trommeltje | trommeltje: trøməlkə (Kanne), trommetje: trømkə (Kanne) | trommeltje [RND] III-3-2 |
34198 | trommelzucht | opgelopen (volt. deelw.): ǫpgǝlōpǝ (Kanne) | Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11 |
22672 | trompet | trompet: de trompöt (Kanne), trumpɛt, trumpYt (Kanne) | het koperen blaasinstrument met een schetterende, doordringende toon [trompet, toet] [N 112 (2006)] || Trompet. III-3-2 |
19317 | trots | fier: fie’əre (Kanne), groots: gruuts (Kanne), hovaardig: hoefjaadig (Kanne) | groots [ZND 24 (1937)] III-1-4 |
20384 | trouwen | trouwen: trouwe (Kanne) | door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 115 (2003)] III-2-2 |
18169 | trui | tricot (fr.): triko (Kanne), vareuse (fr.): varø:s (Kanne) | tricot: pull-over, vareuse || vareuse: cfr. tricot, ook pull-over III-1-3 |
18083 | tuberculose | tering: tèèring (Kanne) | Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, tbc, teebee). [N 107 (2001)] III-1-2 |
34289 | tuieren | tuieren: tøu̯ǝrǝ (Kanne) | Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11 |
34293 | tuierpaal | pag: pax (Kanne), tuierpaaltje: tøu̯ǝrpø̜̄lkǝ (Kanne) | De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11 |
33542 | tuinkervel | kervel: keͅrəvəl (Kanne) | [Goossens 1b (1960)] I-7 |