18675 |
zomerkleren |
bain de soleil (fr.):
baedsulɛj (Q188p Kanne)
|
bain de soleil: zomerkleed
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
grande tenue (fr.):
gro͂: təny (Q188p Kanne)
|
grande tenue: in groot ornaat
III-1-3
|
32762 |
zonder voor spitten |
omgraven:
[omgraven] (Q188p Kanne)
|
Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.]
I-1
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫwm (Q188p Kanne)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
19222 |
zuchten |
zuchten:
zø̄xtə (Q188p Kanne)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
20286 |
zuigfles |
melkfles:
mèelekfles (Q188p Kanne)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18032 |
zure oprisping |
zuur:
hət sūr həbə (Q188p Kanne)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33618 |
zuring, groente |
surelle:
søreͅl (Q188p Kanne)
|
Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
20336 |
zuster |
zuster:
zuster (Q188p Kanne)
|
zuster [ZND 04 (1924)]
III-2-2
|
18033 |
zuur oprispen |
het zuur hebben:
hət sūr həbə (Q188p Kanne)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)]
III-1-2
|