e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

Gevonden: 2364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braambes bramelen: brōmələ (Kanne) braam(bessen) [RND] III-4-3
braambessen bramelen: bruǫmǝlǝ (Kanne) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braden braden: braaje (Kanne), brāājə (Kanne), brāoje (Kanne) vlees braden en vlees bakken [ZND 22 (1936)], [ZND m] III-2-3
braken kotsen: kotsə (Kanne), overgeven: vərgēͅvə (Kanne), spijen: spei̯jə (Kanne) overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2
branden branden: branə (Kanne) branden [ZND 01 (1922)] III-2-1
brandhout meterhout: metershout (Kanne, ... ), vinkelhout: veunkelhoot (Kanne), vonkelhoot (Kanne), vunkelhout (Kanne), vonkelhout: vy(3)̄ŋkəlhoͅu̯t (Kanne, ... ) [Lk 02 (1953)] [ZND 22 (1936)]brandhout [ZND 01 (1922)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)] I-7, III-2-1
brede buikriem onderhulp: o.ndǝrhø̄.lǝp (Kanne) Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73] I-10
brede landweg gang: gānǝ (Kanne) Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.] I-8
breeddorser breeddorser: brē.djā.sǝr (Kanne) Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
breien strikken: hōase strikke (Kanne) Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3