e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

Gevonden: 2364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
colbertjasje colbert (fr.): kulbɛ:r (Kanne) colbert: herenkostuum - korte jas, vest, pantalon III-1-3
commode, ladenkast commode: ko̞mōt (Kanne) ladenkast III-2-1
concert concert (fr.): kuzɛ:r (Kanne) Concert: 2. muziekopvoering. III-3-2
constatatie constatatie: kunstatoͅ:si (Kanne) Constatation: registreren der aankomst van reisduiven. III-3-2
constateren constateren: kunstate:rə (Kanne) Constater: 2. de terugkeer van de reisduiven registeren. III-3-2
convoyeur convoyeur (fr.): koͅ:vwajøͅ:r (Kanne) Convoyeur: geleider van postduiven of vee bij vervoer per spoor. III-3-2
cultivateren, met de cultivator werken of bewerken opvaren: ǫp˲vǭ.rǝ (Kanne) De cultivator wordt gebruikt a) om hard liggend land open te trekken en het daarop groeiende onkruid los te maken en naar boven te halen; b) om na de oogst de graanstoppels los te woelen of om een met de ploeg geschild stoppelveld verder klein te maken; c) om (op zwaardere grond) de schollen en kluiten van een pas geploegde akker te breken of om de bezakte grond van een eerder geploegde akker luchtig te maken; d) om uitgestrooide kunst-meststoffen in de grond te werken. De enkelvoudige termen van dit lemma kunnen meestal zowel met het land e.d. als object, als ook aboluut gebruikt worden. De samengestelde hebben steeds, ook al is dat hier onvermeld gelaten, het land, de akker e.d. tot object. [JG 1a + 1b add.; N 11, 43 + 47 add.; N 11A, 152; div.; monogr.] I-2
cultivator, extirpator extirpateur: ɛkspatø̜̄r (Kanne), ɛkstirpatø̜̄r (Kanne), extirpator: ɛkspātǝr (Kanne), zevenvoorder: zēvǝvø̄ ̞rdǝr (Kanne) De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.] I-2
daas (tabanidae) daps: daps (Kanne), praam: prōͅmə (Kanne) insect I [Goossens 1b (1960)] III-4-2
dak dak: dǭk (Kanne) Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.] II-9