e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

Gevonden: 2364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
horen horen: hy(3)̄rə (Kanne) horen [N 10b (1961)] III-1-1
horloge horloge: hərlo:zi (Kanne), hərlo:zə (Kanne) horloge: horloge III-1-3
horrelvoet klompvoet: kloompvoot (Kanne), paardsvoet: pjaatsvoot (Kanne) Misvormde voet (hompelvoet, horrelvoet, paardevoet, klompvoet). [N 107 (2001)] III-1-2
hotsen met schokjes vooruitgaan: met zjukskes veroetgoon (Kanne), met schokken vooruitgaan: met zjokke veroetgoon (Kanne) Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, hobbelen, stokken) [N 108 (2001)] III-1-2
houten eg houten [eg]: hō ̞tǝ [eg] (Kanne) De oude drie- of vierhoekige eg met houten hoofd- en dwarsbalkjes, waarin houten, later ook ijzeren tanden zaten; zie afb. 51, 52, 53 en 54. Waar men een houten eg gebruikte als onkruideg en/of als zaadeg, is aangegeven in de desbetreffende lemmata. Hieronder is de vorm die de houten eg ter plaatse kon hebben, voorgesteld door de tekens ‚àÜ en vierkant. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.; monogr.] I-2
houten gaffel, schudgaffel schudsgaffel: šø̜ts˲gafǝl (Kanne) Houten gaffel met twee lange en enigszins gebogen tanden en een korte steel, doorgaans uit een gevorkte tak gesneden; gebruikt om het hooi te spreiden en te keren, maar ook voor andere doeleinden zoals het opschudden van de graanhalmen bij het dorsen met de vlegel, of het strooien van strooisel en voeder voor de dieren in de stal. Zie afbeelding 10, a. Hoewel in het algemeen de term riek een stuk gereedschap aanduidt met méér dan twee tanden, heeft het woord oorspronkelijk en nog in sommige dialecten ook wel de betekenis van een tweetandige vork, met name dan de vork waarmee het hooi wordt opgestoken (zie het lemma ''oogstgaffel''); de opgaven in dit lemma zijn alle dubbelopgaven, naast gaffel of vork. Buiten Haspengouw en het gebied rond Lommel duidt de combinatie van een lange klinker en de letter f in de varianten van het type gaffel wel op een contaminatie van gaffel en gavel; ze staan telkens aan het slot van de varianten onder het type gaffel bijeen. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 30; A 28, 6; L 16, 18c; L B2, 243; Lu 6, 6; Av 1, III, 5e; monogr.] I-3
houten vloer houten vloer van dennen: hǭ.tǝ vlū.r van dę̄nǝ (Kanne) Houten vloer op de bedding van de beek om het uitspoelen van de bodem tegen te gaan, bestaande uit ingeslagen palen met daarop zware balken. Zie ook de lemmata ɛpalenɛ en ɛbalkenɛ. Volgens de invuller uit Q 162 was een eiken vloer beter dan een stenen, omdat eik in water zwart en steenhard wordt en dus zeer stevig is. Stenen daarentegen kunnen door de stroming afbrokkelen.' [Vds 27; Coe 18] II-3
houtsplinter splinter: splē.ntǝr (Kanne) Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.] II-12
houtworm houtworm: hotwøͅrəm (Kanne) houtworm [Lk 01 (1953)] III-4-2
huichelaar filosoof: minder gebruikt  filosoof (Kanne), schijnheilige: dat ès ’n sjienheilige (Kanne) huichelaar (schijnheilige, enz.) [ZND 24 (1937)] III-1-4