21296 |
balans |
warselen:
jā.sǝlǝ (Q188p Kanne)
|
Dwarshout, dat met een haak aan een wagen vastgemaakt wordt en waar de strengen van de - meestal twee of drie - paarden aan bevestigd worden. Dit dwarshout is dubbel zo breed als het gewone zwenghout (zie dat lemma). Het wordt alleen gebruikt in de streken met de zwaardere en meer vruchtbare grond: Haspengouw en het Maasland. Uit de rest van Limburg waren er hier en daar ook opgaven, maar aangezien deze steeds identiek waren met die voor het gewone zwenghout, kan men aannemen dat het om vergissingen gaat. Dit dubbele zwenghout komt ook voor bij de ploeg en de eg (zie het lemma evenaar, tweespanszwenghout in wld I.2). [N 17, 69b; N G, 65b; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 34, 11; monogr.]
I-13
|
18605 |
balein |
balein:
bɛrlɛin (Q188p Kanne)
|
baleine: reep van een keurslijf
III-1-3
|
26535 |
balk van de ijzeren licht |
streefbalk:
strɛ̄.f˱bā.lǝk (Q188p Kanne)
|
IJzeren, in P 195 en Q 78 houten balk, als onderdeel van de ijzeren licht, waar in watermolens het stalen blok van het staakijzer op rust. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛvonderbalkɛ.' [Coe 127; Grof 150; N O, 23b; A 42A, 26]
II-3
|
20695 |
balkenbrij |
balkenbrij:
bálkəbri (Q188p Kanne)
|
balkenbrij [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19114 |
bang |
bang:
ni-eet bang zien (Q188p Kanne)
|
(Niet bang zijn), duw maar. [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
20181 |
barensweeën |
ween:
de weje (Q188p Kanne)
|
Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18613 |
baret |
baret (<fr.):
barɛt (Q188p Kanne)
|
barette: muts, die schuin op het hoofd wordt gezet
III-1-3
|
18173 |
barrevoets |
barrevoets:
bɛrəvø:ts (Q188p Kanne),
op blote voeten:
up blutə vøj (Q188p Kanne)
|
blootvoets [RND]
III-1-3
|
19487 |
beddenbak, ressortbak |
ressortenbak:
rəsō̝ͅrəbak (Q188p Kanne)
|
matras met springveren
III-2-1
|