20656 |
andijvie |
andijvie:
andi.vi (L316p Kaulille),
andievie (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
andivi (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
28580 |
angel |
angel:
aŋǝl (L316p Kaulille),
á.ŋǝl (L316p Kaulille),
haak:
haak (L316p Kaulille)
|
Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
angel (L316p Kaulille),
haak:
haak (L316p Kaulille)
|
angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)]
III-4-2
|
23259 |
angelusklok |
angelus:
het angelus klipt (L316p Kaulille),
bedeklok:
de beeklok luuiet (L316p Kaulille)
|
De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|
33621 |
anjelier |
genoffeltje:
snuffelkes (L316p Kaulille)
|
I-7
|
21251 |
anker |
anker:
aŋkǝr (L316p Kaulille)
|
Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.]
II-9
|
33617 |
appel, algemeen |
appel:
appel (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
appəl (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)]
I-7
|
20638 |
appelbol |
appelkoek:
appelkoek (L316p Kaulille),
krollemol:
kroͅləmoͅl (L316p Kaulille)
|
appel in deeg gedraaid en in de oven gebakken [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20698 |
appelmoes |
appelenprets:
appləprets (L316p Kaulille),
appelmoes:
appelmoos (L316p Kaulille),
appelspijs:
appelspies (L316p Kaulille),
appəlspis (L316p Kaulille)
|
appelmoes [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20753 |
appeltaartje |
half maantje met appelen:
halve moeontjes mit appelen (L316p Kaulille),
halve maantje:
halve maontjes (L316p Kaulille)
|
een klein appeltaartje, in de vorm van een halve maan [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|