e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grondwerker grondwerker: grontwē̜rkǝr (Kaulille) De arbeider die het graafwerk voor kelderruimte of funderingssleuven verricht. In L 270 werd dit werk gewoonlijk door de handlangers gedaan. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)-' geplaatste vormen het lemma 'Handlanger'. [N 30, 3a; N 30, 26a; monogr.] II-9
grondzeiler grondzeiler: grǫnt˲zęjlǝ (Kaulille) Bovenkruier waarvan de zeilen alleen vanaf de begane grond kunnen worden bediend. Dit molentype is dus niet voorzien van een galerij of een molenberg. [N O, 32c] II-3
grootmoeder bonne-ma: bouma (Kaulille), bonne-maman (fr.): bommama (Kaulille), grootmoeder: groetmooder (Kaulille), peet: pèt (Kaulille) grootmoeder [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grootvader bon-pa: bompa (Kaulille), bon-papa: bompapa (Kaulille), grootvader: groetvader (Kaulille), paatje: pake (Kaulille), peteren: pitteren (Kaulille) grootvader [ZND 35 (1941)] || grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grote boerderij geleg: gǝlɛx (Kaulille) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote knikker balletje: Vgl. Kaulille Wb., pag. 33: ba:l, bel, bellke, bal.  beͅləkə (Kaulille) Een grote knikker. [N R (1968)] III-3-2
grote lijster grote kluister: (grūətə) kly(3)̄stər (Kaulille) grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)] III-4-1
grote trom grosse caisse (fr.): groskaes (Kaulille), [Met afbeelding].  groskaes (Kaulille) Dikke (grote) trom. || een grote trom [trombol] [N 112 (2006)] III-3-2
grote trom met bekkens grosse caisse (fr.): Bekkens = dèkke [vgl. 127]  groskaes (Kaulille) een grote trom met bekkens [djingel] [N 112 (2006)] III-3-2
grote weegbree weegbladeren: wēgblār (Kaulille) Plantago major L. Zeer algemeen voorkomend onkruid in akkers, tuinen en wegbermen, met breed-eironde, duidelijk generfde bladeren, die in een rozet vanuit de wortel groeien. Bovenaan de rechtopgaande stengel zit een langwerpige groene aar met bruine pluisjes. De plant wordt tot 50 cm hoog en bloeit van mei tot november. Bij de naamgeving worden de grote (of brede) en smalle weegbree (zie het lemma Smalle Weegbree) vaak niet van elkaar onderscheiden. Bij de volgende opgaven werd specifiek verneld dat ze op de grote betrekking hebben. I-5