e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handpalm handpalm: ha:ndpall`m (Kaulille) Palm van de hand (binnenste van de hand, plat van de hand). [N 109 (2001)] III-1-1
handschoen haas: haus (Kaulille), hausə (Kaulille), haws (Kaulille), ’n paar hausen (Kaulille), ’n paar hawsen (Kaulille) een paar handschoenen [ZND 35 (1941)] || handschoen [ZND 35 (1941)] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)] III-1-3
handspaken speken: spikǝ (Kaulille) De staken of spijlen van de kruias. Zie ook afb. 21. [N O, 30f] II-3
handspel hands (eng.): hens (Kaulille) (Sport): Handspel (voetbal). III-3-2
handvat houvasten: hǫu̯vastǝ (Kaulille) Achterste deel van elke der twee kruiwagenberries, waar uitsparingen in het hout een betere greep op de berries mogelijk maken. [JG 1a; JG 1b; monogr.] I-13
handvat van de troffel steel: stēl (Kaulille), troffelsteel: [troffel]stēl (Kaulille) Het handvat van de troffel kan in hout of kunststof zijn uitgevoerd. [N 30, 7c; monogr.] II-9
handveger, stoffer handborstel: ha͂ntboͅrstəl (Kaulille) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
handvol -bij het zaaien grob: grǫp (Kaulille) Strikt genomen lopen twee begrippen dooreen: de handvol zaaigoed die de zaaier telkens uit het zaaikleed of de zaaibak neemt om deze uit te strooien, en de hoeveelheid die men, dan vaak met twee handen tegelijk, op kan nemen om de zaaibak te vullen; dit laatste is eigenlijk grob of hoopsel; wanneer beide woorden werden opgegeven, is bij het laatste type opgenomen dat het om twee handen gaat. Ontegenzeglijk wordt grob ook gebruikt voor de handvol bij het zaaien. Zie de toelichting bij het lemma ''met de volle hand -zaaien'' (2.12). [JG 1a, 1b; Wi 51; monogr.] I-4
handvormsteen handvorm: hant˲vø̜̜̄̄rǝm (Kaulille) Volledig met de hand bewerkte en gevormde baksteen. Tegenwoordig verstaat men onder een handvormsteen ook een steen die op dezelfde wijze wordt gevormd als de handsteen vroeger, maar waarbij de bewerkingen volledig of gedeeltelijk machinaal gebeuren - Schuddinck, pag. 108. [N 30, 52b; N 98, 161; monogr.] II-8
handweefgetouw getouw: gǝtǫw (Kaulille) Het weefgetouw dat bediend wordt met de hand. De afmetingen hiervan zijn nogal verschillend; gewoonlijk is de lengte 2,5 m tot 3 m, de breedte ongeveer 2 m en de hoogte tot aan de draagarmen 2,5 m (Grothe, pag. 338). Zie afb. 54 en 55. [N 39, 1b; N 39, 1a; N 5A øIŋ, 9c; monogr.] II-7