24172 |
huismus, mus |
mus:
messche (L316p Kaulille),
mus (L316p Kaulille),
mŭs (L316p Kaulille),
møs (L316p Kaulille)
|
huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || mus [ZND 01 (1922)], [ZND 14 (1930)], [ZND 43 (1943)]
III-4-1
|
33609 |
huisweide |
groes:
grōs (L316p Kaulille)
|
I-7
|
24173 |
huiszwaluw |
huiszwaluw:
hūszwālyw (L316p Kaulille)
|
huiszwaluw (12,5 helemaal wit van onder; witte stuit; kleinest buiten tegen een woning of kerk [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17997 |
huiveren |
bibberen:
bibberen (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
huiveren:
huveren (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille)
|
Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
17956 |
huppelen |
huppelen:
hupple (L316p Kaulille)
|
Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
22405 |
hutselen |
hutselen:
huts`le (L316p Kaulille)
|
schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
19887 |
huurcontract |
betalen voor drie jaar:
ik heb betaald voor drie jaar (L316p Kaulille)
|
het contract dat gesloten wordt wanneer een huis wordt verhuurd; hoe zegt men b.v. "ik heb een ...... van drie jaar"? [ZND 43 (1943)]
III-3-1
|
21333 |
huurpenning |
werdel:
WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.
weurel (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille)
|
Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)]
III-3-1
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
er langs geven:
moeder zal er u langs geven (L316p Kaulille),
kijven:
moon zal kieven (L316p Kaulille),
opspelen:
mooder zal opspeule (L316p Kaulille)
|
moeder zal kijven ! (in het oosten komt nog een oud woord tagge voor) [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
19089 |
iemand uitschelden |
uitjouwen:
eement oetjouwen (L316p Kaulille),
uitmaken:
eeman oetmaken verwitten (L316p Kaulille),
eemed oetmaken (L316p Kaulille),
eement oetmaken (L316p Kaulille)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-1-4
|