24338 |
jong van een dier |
jong:
joŋ (L316p Kaulille),
joŋk (L316p Kaulille)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]
I-11
|
34025 |
jong van een rund |
jong:
jǫŋk (L316p Kaulille)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
bax (L316p Kaulille),
báx (L316p Kaulille),
big:
bex (L316p Kaulille)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
jonge gans:
joŋ gans (L316p Kaulille)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
lam:
lam (L316p Kaulille)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pø̜l (L316p Kaulille),
pulletje:
pølǝkǝ (L316p Kaulille)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20159 |
jongen |
jong:
jong (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille)
|
jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)]
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
vrijer:
vriej’r (L316p Kaulille)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18702 |
jongensblouse |
windbloes:
wentblus (L316p Kaulille)
|
jongensblouse, ruime bovenkledingstuk met band of elastiek in de taille [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18579 |
jongenshemd |
jashemd:
Die volledig werden dichtgeknoopt, na de traditionele met lange slip.
jashumme (L316p Kaulille),
jongenshemd:
Spelling: <`> = sjwa.
jóng`shumme (L316p Kaulille)
|
Jongensondergoed, jongenshemd [N 114 (2002)]
III-1-3
|