e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaal duivenjong kakjong: kachjo.ŋk (Kaulille) Kaal duivenjong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
kaantjes kaaien: kōͅjən (Kaulille) kanen [Goossens 1b (1960)] III-2-3
kaar graanbak: grǭ.nbak (Kaulille) Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.] II-3
kaars kaars: kars (Kaulille) kaars [RND] III-2-1
kaarsendomper kaarsendomper: karsəndoͅmpər (Kaulille), keͅrsəndumpər (Kaulille, ... ) kaarsendomper, d.i. het metalen horentje waarmee de kaars uitgedoofd werd? [ZND 36 (1941)] III-2-1
kaart met prentje mannetje: menn`ke (Kaulille) een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje] [N 112 (2006)] III-3-2
kaarten (ww.) kaarten: ka:rtə (Kaulille) kaarten [RND] III-3-2
kaarten bijnemen eten: ae:te (Kaulille) kaarten bijnemen [rafelen, fretten] [N 112 (2006)] III-3-2
kaarten voor geld tuisen: toese (Kaulille, ... ), Voor grof geld spelen: kaarten, kegelen.  toesen (Kaulille) (Kaarttermen): Kaartspel. || kaartspelen voor geld [tuisen] [N 112 (2006)] || Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)] III-3-2
kaas kaas: kîês (Kaulille) kaas [RND] III-2-3