22803 |
kermis |
kermis:
kEhRmees (L316p Kaulille),
kirəməs (L316p Kaulille),
murgen is `t kèrmis (L316p Kaulille),
mèrgen is `t kermis (L316p Kaulille),
mörgen is het kermes (L316p Kaulille)
|
kermis [GTRP (1980-1995)], [RND] || Morgen is het kermis. [ZND 39 (1942)]
III-3-2
|
22462 |
kermisgeld |
kermisgeld:
kèrr`m`sge:ld (L316p Kaulille)
|
een geschenk dat gegeven werd bij de kermis [kermis, fooi] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22817 |
kermismolen |
paardenmolen:
pa:rd`meu:le (L316p Kaulille)
|
Paardenmolen.
III-3-2
|
22662 |
kermismuziek |
kermismuziek:
kèrr`m`sm`ziek (L316p Kaulille)
|
de muziek die te horen is op kermissen [spel] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22514 |
kermistent: danstent |
danstent:
da:nste:nt (L316p Kaulille)
|
Spiegeltent (verplaatsbare dansgelegenheid tijdens de kermis).
III-3-2
|
34077 |
kern |
kern:
kē̜ǝn (L316p Kaulille),
sluis:
slūs (L316p Kaulille)
|
Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15]
I-11
|
23242 |
kerstmis |
kerstmis:
kersemis (L316p Kaulille),
kersmis (L316p Kaulille),
kerstmes (L316p Kaulille),
korsmus (L316p Kaulille),
korstmis (L316p Kaulille)
|
Hoe vertaalt men in uw dialect: Kerstmis? [ZND 20 (1936)] || Kerstmis. [ZND 42 (1943)]
III-3-3
|
22457 |
ketelmuziek |
ketelmuziek:
kitt`lm`ziek (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille)
|
het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt] [N 112 (2006)] || Ketelmuziek (het gebruik om een serenade met geïmproviseerde instrumenten te geven aan personen die openbare ergernis geven).
III-3-2
|
26667 |
ketsen, molenkar varen |
de molenkar varen:
dǝ mø̄lǝkɛr vārǝ (L316p Kaulille)
|
Zakken graan of meel ophalen en thuisbrengen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord ømolenkarŋ het lemma ɛmolenkarɛ.' [N O, 38q; Vds 267; Jan 259; Coe 238; Grof 264]
II-3
|
21225 |
ketser |
ketser:
meisje dat met bal speelt
ketster (L316p Kaulille)
|
kent uw dialect een zelfstandig naamwoord ketser, kasjer, wat betekent het ? [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|