e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kossem vang: vān (Kaulille) Huidplooi of kwab onder de hals van een rund. [N 3A, 107] I-11
kosten kosten: ps. omgespeld volgens Frings.  koͅstə (Kaulille), waard zijn: ps. omgespeld volgens Frings.  wēͅrt sēn (Kaulille) Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
koster koster: de koster (Kaulille), de kūster (Kaulille), de köster (Kaulille, ... ), de kəster (Kaulille), köstər (Kaulille) koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3
kostganger kostganger: kostganger (Kaulille), kostgenger (Kaulille) een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] III-3-1
kostschool pensionaat (<fr.): pensionaat (Kaulille, ... ), sion wordt in een keer uitgesproken  pensionaat (Kaulille) kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kɛrmə’nājə (Kaulille), kotelet: koͅrtəleͅtən (Kaulille) karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koud, mistig en somber weer koude mist: kàwə mest (Kaulille), mistig (weer): mestəx (Kaulille) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] III-4-4
koude drukte maken groot beschaar maken: gruot bescher make (Kaulille), veel beslag maken: veul beslaag maken (Kaulille), veel tralala van maken: veul tralala van moëkken (Kaulille) veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)] III-1-4
koude noordenwind, bijs koude wind: kàwə wént (Kaulille) koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
koudvuur koudvuur: ka:wtveu:r (Kaulille) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 107 (2001)] III-1-2