19095 |
kwajongen |
kastaar:
kastaar (L316p Kaulille)
|
een rakker (kwajongen) of het woord dat uw dialect hievoor bezigt. [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
24341 |
kwaken |
kwaken:
kwaken (L316p Kaulille),
kweken:
kwɛ̄kǝn (L316p Kaulille)
|
Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b]
I-12
|
18156 |
kwakzalver |
kwakzalver:
kwakzall’v’r (L316p Kaulille)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (kwakzalver, kwakkelaar, pisdokter, wonderdokter, charlatan, polak). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
24201 |
kwartel |
kwakkel:
kwakkel (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
kwakəl (L316p Kaulille)
|
kwartel [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24202 |
kwartelkoning |
kwartelkoning:
kwartəlkø̄nəŋ (L316p Kaulille)
|
kwartelkoning (27 ook alleen te horen; s zomers; in grote weiland; tegen de avond en s nachts; zeldzaam; roep [rrerrrp, rrerrrp] of er over een kam wordt gestreken [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
ps. omgespeld volgens Frings. Het tekentje vóór de "\\"heb ik geïnterpreteerd als een "glottishslag".
kwārtʔə (L316p Kaulille)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18244 |
kwastje aan een halsketting |
trosje:
Spelling: <`> = sjwa.
tröske (L316p Kaulille)
|
Gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
24880 |
kweek |
puinen:
pø̜i̯nǝ (L316p Kaulille)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88]
I-5
|
33552 |
kweepeer |
kweepeer:
kwiepēre (L316p Kaulille)
|
[ZND 29 (1938)]
I-7
|
19105 |
kwezel |
kwezel:
wan kwezel (L316p Kaulille)
|
Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)]
III-3-3
|