26662 |
mud |
mud:
mø̜t (L316p Kaulille)
|
Inhoudsmaat, thans 1 hl. [N O, Grof 289; N O, 38o]
II-3
|
33767 |
muil |
muil:
mul (L316p Kaulille)
|
Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b]
I-9
|
26147 |
muilband |
kluppelband:
klø̜pǝlbaŋt (L316p Kaulille)
|
IJzeren band rondom de borst en de las. Zie ook afb. 36. [N O, 1k]
II-3
|
34223 |
muilkorf voor kalveren |
korf:
kø̜rǝf (L316p Kaulille)
|
De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e]
I-11
|
17872 |
muilpeer |
kaakslag:
kaakslag ? (L316p Kaulille),
slag op bakkes:
Plat.
slag op bakkes (L316p Kaulille),
slag op de muil:
slaach op z`n moel (L316p Kaulille),
slag op het bakkes:
slaach op z`n bakkes (L316p Kaulille),
slag op smoel:
Plat.
slag op smoel (L316p Kaulille)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
18308 |
muiltje |
muiltje:
mülkəs (L316p Kaulille)
|
muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
moe:s (L316p Kaulille)
|
Muis van de hand: het onderste, vlezige deel van de duim (schenk). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
20122 |
muizen |
muizen:
moezen (L316p Kaulille),
muizen pakken:
muus pakken (L316p Kaulille),
muizen vangen:
moezen vangen (L316p Kaulille)
|
de katten muizen [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
21642 |
muntgeld |
stukken:
ps. omgespeld volgens Frings.
støͅkər van ... (L316p Kaulille),
ə støͅk van ... (L316p Kaulille)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34069 |
muntige koe |
muntige koe:
mø̜nsegǝ [koe] (L316p Kaulille)
|
Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28]
I-11
|