32928 |
opper |
grote opper:
grūu̯ǝtǝ ǫpǝr (L316p Kaulille),
heukel:
hø̄.kǝl (L316p Kaulille)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|
17566 |
opperhuid |
vel:
ve:l (L316p Kaulille)
|
Opperhuid (huid, bovenhuid, -vel). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17866 |
opschuiven |
opschuiven:
opschuûve (L316p Kaulille)
|
Opschuiven: in zijwaartse richting schuiven (opschikken, schavielen, opschuiven, opzij gaan) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33152 |
opstapelen van graanzakken |
ophopen:
ǫphø̜i̯pǝ (L316p Kaulille),
opstapelen:
opstapelen (L316p Kaulille)
|
Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24]
I-4
|
33078 |
opsteken van de schoven |
opsteken:
ǫpstē̜.kǝ (L316p Kaulille)
|
Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
26249 |
optempelen |
optempelen:
ǫptɛmpǝlǝ (L316p Kaulille)
|
De roeden of de molenas met behulp van de tempel optillen. In l 318 en l 321 werd dit werk altijd door de molenmeester (mø̄lǝmęjstǝr) maar nooit door de molenaar zelf gedaan. [N O, 35b]
II-3
|
17900 |
optillen |
heffen:
huffe (L316p Kaulille),
omhoog heffen:
omhoeg huffen (L316p Kaulille),
opheffen:
ophŭffen (L316p Kaulille),
òphøfə (L316p Kaulille)
|
dat kan ik opheffen [ZND 26 (1937)] || optillen [RND]
III-1-2
|
34000 |
optuigen |
aandoen:
āndō.n (L316p Kaulille)
|
Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.]
I-10
|
26659 |
opzakken |
opzakken:
ǫpzakǝ (L316p Kaulille)
|
Meel in zakken doen en de gevulde zakken op het juiste gewicht brengen. [N O, 38l]
II-3
|
26205 |
opzeilen |
opzeilen:
ǫp˲zęjlǝ (L316p Kaulille)
|
Zeilen aanbrengen. [N O, 7a]
II-3
|