e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opzettelijk expres: ook materiaal znd 1a-m  ejpres (Kaulille), espres (Kaulille) opzettelijk [ZND 23 (1937)] III-1-4
opzichter opzichter: op˲zextǝr (Kaulille) De man onder wiens leiding de werkzaamheden op het bouwwerk worden verricht. In K 359 werd de controle door de 'architect' ('ažet'k') verricht. 'Conducteurs' werden in Q 83 slechts op grote bouwwerken ingezet ter vervanging van de aannemer. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.] II-9
oren verwijderen afsnijden: āfsnejǝn (Kaulille) De oren, waarin het loodje zit dat na de eerste keuring is aangebracht, mogen pas worden afgesneden nadat het varken voor de tweede maal is gekeurd. De oren worden meestal verwerkt in de zult. [N 28, 69] II-1
orgel orgel: eurgel (Kaulille, ... ), nen uRegel (Kaulille), ërgel (Kaulille, ... ), örr`g`ldràèj`r (Kaulille) Een nieuw orgel (in de kerk). [ZND 42 (1943)] || Een nieuw orgel. [ZND 42 (1943)] || iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman] [N 112 (2006)] || orgel [GTRP (1980-1995)] III-3-2, III-3-3
orgeldraaier orgeldraaier: örr`g`ldràèj`r (Kaulille) iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman] [N 112 (2006)] III-3-2
ortolaan ortolaan: oͅrtəlān (Kaulille) ortolaan (16,5 alleen geel keeltje en oogrand; alleen s zomers; op droge gronden bij roggevelden; zeldzaam op trek; roep [tieuu] en [tk]; zang lijkt op geelgors [015], alleen wiebelt elke toon [tiu-tiu-tiu...tio] [N 09 (1961)] III-4-1
os os: ǫs (Kaulille) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
oud, versleten paard knol: knǫ.l (Kaulille), kreng: kręŋ (Kaulille), oude krak: au̯ krak (Kaulille) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9
oudejaarsavond oud-nieuw: a:wt-noew (Kaulille) Oudejaarsavond. III-3-2
ovenkelder aardappeloven: ę.rǝpǝlǝhō.vǝ (Kaulille) De bergruimte onder de oven, soms benut om brandstof en/of as in op te bergen, maar ook vaak, vanwege de gunstige vocht- en warmtegesteldheid, om er aardappelen op te slaan. De benamingen wijken in dat laatste geval doorgaans niet af van die van de aardappelkelder die men in de schuur vindt en die zijn behandeld in het lemma "schuurkelder, aardappelkelder" (3.3.5). Krikken is gloeiende as; amer is houtskool, en schansen zijn takkenbossen. Vergelijk ook het lemma √∂nderoven", in Deel II, aflevering 1, blz. 73. [N 5A, 25c; N 5, 136; OB 2, 2f; monogr. add. uit N 29, 5 en 11d] I-6