19037 |
opzettelijk |
expres:
ook materiaal znd 1a-m
ejpres (L316p Kaulille),
espres (L316p Kaulille)
|
opzettelijk [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
28065 |
opzichter |
opzichter:
op˲zextǝr (L316p Kaulille)
|
De man onder wiens leiding de werkzaamheden op het bouwwerk worden verricht. In K 359 werd de controle door de 'architect' ('ažet'k') verricht. 'Conducteurs' werden in Q 83 slechts op grote bouwwerken ingezet ter vervanging van de aannemer. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.]
II-9
|
25409 |
oren verwijderen |
afsnijden:
āfsnejǝn (L316p Kaulille)
|
De oren, waarin het loodje zit dat na de eerste keuring is aangebracht, mogen pas worden afgesneden nadat het varken voor de tweede maal is gekeurd. De oren worden meestal verwerkt in de zult. [N 28, 69]
II-1
|
22737 |
orgel |
orgel:
eurgel (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille,
L316p Kaulille,
L316p Kaulille,
L316p Kaulille,
L316p Kaulille),
nen uRegel (L316p Kaulille),
ërgel (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
örr`g`ldràèj`r (L316p Kaulille)
|
Een nieuw orgel (in de kerk). [ZND 42 (1943)] || Een nieuw orgel. [ZND 42 (1943)] || iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman] [N 112 (2006)] || orgel [GTRP (1980-1995)]
III-3-2, III-3-3
|
22679 |
orgeldraaier |
orgeldraaier:
örr`g`ldràèj`r (L316p Kaulille)
|
iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
24221 |
ortolaan |
ortolaan:
oͅrtəlān (L316p Kaulille)
|
ortolaan (16,5 alleen geel keeltje en oogrand; alleen s zomers; op droge gronden bij roggevelden; zeldzaam op trek; roep [tieuu] en [tk]; zang lijkt op geelgors [015], alleen wiebelt elke toon [tiu-tiu-tiu...tio] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34053 |
os |
os:
ǫs (L316p Kaulille)
|
Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11
|
33763 |
oud, versleten paard |
knol:
knǫ.l (L316p Kaulille),
kreng:
kręŋ (L316p Kaulille),
oude krak:
au̯ krak (L316p Kaulille)
|
Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.]
I-9
|
22317 |
oudejaarsavond |
oud-nieuw:
a:wt-noew (L316p Kaulille)
|
Oudejaarsavond.
III-3-2
|
33421 |
ovenkelder |
aardappeloven:
ę.rǝpǝlǝhō.vǝ (L316p Kaulille)
|
De bergruimte onder de oven, soms benut om brandstof en/of as in op te bergen, maar ook vaak, vanwege de gunstige vocht- en warmtegesteldheid, om er aardappelen op te slaan. De benamingen wijken in dat laatste geval doorgaans niet af van die van de aardappelkelder die men in de schuur vindt en die zijn behandeld in het lemma "schuurkelder, aardappelkelder" (3.3.5). Krikken is gloeiende as; amer is houtskool, en schansen zijn takkenbossen. Vergelijk ook het lemma önderoven", in Deel II, aflevering 1, blz. 73. [N 5A, 25c; N 5, 136; OB 2, 2f; monogr. add. uit N 29, 5 en 11d]
I-6
|