e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
papperig, opgeblazen persoon krabbedopje: krebb`depke (Kaulille), papzak: papzak (Kaulille) Dik, pafferig (papperig, vet, maf). [N 109 (2001)] || Opgeblazen van lijf (pafferig, pappetig, poesterig, opgezwollen). [N 109 (2001)] III-1-1
paraplu paraplu: een paraplu (Kaulille), parəplyj (Kaulille), ’n paraplu (Kaulille, ... ) paraplu [N 23 (1964)], [ZND 40 (1942)] III-1-3
parel paarlemoer: Spelling: <`> = sjwa.  parl`moe:r (Kaulille) Parel. Sieraad van de pareloester of –mossel met hoge waarde [parel, paarlemoer] [N 114 (2002)] III-1-3
paren van de duiven treden: paare = spelen.  trèi.ə (Kaulille) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
parfum reuksel: Spelling: <`> = sjwa.  ruûks`l (Kaulille) Parfum. Reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur, reuksel] [N 114 (2002)] III-1-3
parochie parochie: `deurp`  z. toel. (Kaulille), `gemeente - dorp`  `n parochie (Kaulille), `kerkelijke gemeente met pastoor`  `n parochie (Kaulille) Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)] III-3-3
partij partij/parti: pǝrti (Kaulille) Zestig zakken van veertig kilo bij elkaar. [N O, 38p] II-3
pas uit het ei gekomen kipje kuikje: kykskǝ (Kaulille) [N 19, 40b] I-12
pasen pasen: paose vlt laat (Kaulille), paschen valt laat (Kaulille) Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] III-3-3
pasgeboren kalf nuchter kalf: nø̄xtǝrǝ [kalf] (Kaulille) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11