33578 |
rammenas |
rammenas:
rammənats (L316p Kaulille),
ramənats (L316p Kaulille)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
18413 |
rand van een hoed |
luif:
loͅjf (L316p Kaulille)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24229 |
ransuil |
dwerguil:
dwɛrəgyl (L316p Kaulille),
katuil:
katul (L316p Kaulille),
velduil:
vēͅltyl (L316p Kaulille)
|
uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20515 |
ranzig |
garstig:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
gaestig (L316p Kaulille)
|
garstig [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rā.pǝ (L316p Kaulille)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19558 |
rasp |
rasp:
rasp (L316p Kaulille)
|
rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20529 |
rauw |
rauw:
rauw vliesch (L316p Kaulille),
rauw vlieësch (L316p Kaulille),
rouw vliesch (L316p Kaulille)
|
Rauw vlees. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
ranktanken:
rangtangke (L316p Kaulille),
ravotsen:
ravvotse (L316p Kaulille),
ravotten:
ravotten (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
van zijn neus maken:
van hun neus maken (L316p Kaulille)
|
Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)] || Ravotten. || Wild spelen.
III-3-2
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
duwen:
doewe (L316p Kaulille)
|
Met de armen recht vooruit stoten (stoeken, duwen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
17674 |
rechte, vormeloze benen |
stokken:
stàè:k (L316p Kaulille)
|
Rechte, vormeloze benen (stokken, stelten, palen, latten, staken) [N 109 (2001)]
III-1-1
|