34093 |
rechterachterkwartier |
kwartier rechts achter:
kǝtēr ręxs axtǝr (L316p Kaulille)
|
Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d]
I-11
|
34092 |
rechtervoorkwartier |
kwartier rechts voor:
kǝtēr ręxs vø̜̄r (L316p Kaulille)
|
Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c]
I-11
|
17616 |
rechtstaande oren |
flaporen:
flapoe:re (L316p Kaulille)
|
Rechtstaande oren (fik(s)oren, ezelsoren, (f)laporen, spitsoren). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
25083 |
reeks, rij |
rij:
rie (L316p Kaulille)
|
rij [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|
22810 |
refrein |
refrein:
refrein (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille,
L316p Kaulille)
|
Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
den règen (L316p Kaulille)
|
regen [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25181 |
regenboog |
regenboog:
reͅgəbóx (L316p Kaulille)
|
regenboog [weerteken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25238 |
regenbuitje |
buitje:
bøͅykə (L316p Kaulille)
|
licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25183 |
regenen (alg.) |
regenen:
reͅgənə (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille)
|
regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] || regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18554 |
regenjas |
regenjas:
rēͅgəjas (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
rēͅgəjasə (L316p Kaulille),
regenjasje:
rēͅgəjeskə (L316p Kaulille)
|
damesregenmantel [N 23 (1964)] || regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|