id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17599 | rimpels | rimpels: rimpels (Kaulille, ... ) | rimpels (in het gezicht) [ZND 41 (1943)] III-1-1 |
18396 | ring | ring: neREngk--S (Kaulille) | ring [GTP] III-1-3 |
17587 | ringbaard | ringbaard: ri:nkbaa:rd (Kaulille) | Ringbaard: korte baard die als ring om het gezicht loopt [N 106 (2001)] III-1-1 |
29911 | ringen | ringen: reŋǝn (Kaulille) | Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.] I-12 |
33582 | ringen, randen verwijderen van peulvruchten | de ringen/randen er afdoen: də raɛn ɛra.f don (Kaulille), ringen: rēͅnə (Kaulille) | [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] I-7 |
26494 | ringhout | ringhout: riŋkhǭt (Kaulille) | Het ronde hout waarop de steenkuip staat. Zie ook afb. 81. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 19b; Sche 49; Vds 145; Jan 152; Coe 133; Grof 154; A 42A, 36 add.; N D, 33 add.] II-3 |
26615 | ringmeel | ringmeel: reŋk[meel] (Kaulille) | Meel dat rondom de ligger in de steenkuip gevallen is. In l 288b verstond men onder ringmeel het meel dat rondom de stenen zat. Wanneer de stenen pas gescherpt waren en de molen opengebroken was geweest, gooide men er ringmeel over alvorens met malen te beginnen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømeelŋ het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 37e; Vds 161; Jan 166; Coe 151; Grof 179; A 42, add.; A 42A, 48 add.] II-3 |
24234 | ringmus | ringmus: reŋmøͅs (Kaulille) | ringmus (14 bijna gelijk aan de huismus, maar chocoladepetje en -plekje op de wang; broedt meer in hol hout; vaak op trek in flinke troepen [N 09 (1961)] III-4-1 |
17669 | ringvinger | ringvinger: ri:nkving`r (Kaulille) | Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, pillepoort). [N 106 (2001)] III-1-1 |
18103 | ringworm | catharinaswiel: k’trienswiel (Kaulille) | Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, wiel/rad, ring(el)worm). [N 107 (2001)] III-1-2 |