e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rins zuurzoet: `n zoer-zeute smaak (Kaulille) Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)] III-2-3
rode aalbes rode sint-jansbessen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  rooi sint-jansbes (Kaulille), sint-jansberen: sintjansbere (Kaulille) rode aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
rode biet karoot: kǝrūǝt (Kaulille) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode koe rode koe: rui̯ [koe] (Kaulille) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124] I-11
rode koe met geheel witte kop witkop: wetkǫp (Kaulille) [N 3A, 125a] I-11
rode koe met witte kop en rode vlekken om de ogen witkop: wetkǫp (Kaulille) [N 3A, 125b] I-11
rode kool rode kool: roeeje koeel (Kaulille), roeie kool (Kaulille, ... ), roeikuul (Kaulille), rujə kyl (Kaulille), rūi kuəl (Kaulille), rood moes: roeed moos (Kaulille), roeəd moos (Kaulille) rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [N Q (1966)], [ZND 34 (1940)] I-7, III-2-3
roede borst: bǫrst (Kaulille) Elk van de twee zware houten of ijzeren balken die kruislings door de askop gaan. De roeden vormen het lichaam van de vier molenwieken, waarop de hekwerken zijn bevestigd. Zij zitten vastgespied in de kop van de molenas. Een houten roede bestaat uit drie delen: het middenstuk, dat door de askop steekt (de borst) en daarop bevestigd de twee eigenlijke roeden of einden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1a; N O, 6b; Sche 30; monogr.; Vld] II-3
roedeband ijzeren band met scheren: izǝrǝ bant mɛt sxirǝ (Kaulille) De ijzeren band die als versteviging om de roede is bevestigd. [N O, 2m] II-3
roedebeugel veiligheid: vęjlixhęjt (Kaulille) IJzeren band om de roedebalk om te beletten dat de roewiggen of de kopspieën losgaan. [N O, 3b] II-3