e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roedegaten askotter: askǫtǝr (Kaulille) De twee gaten in de askop waarin de roeden worden bevestigd. Zie ook afb. 45. [N O, 10c; A 42A, 75] II-3
roedewiggen houteren spieën/spijen: hǭtǝrǝ spijǝ (Kaulille) De houten wiggen waarmee de roeden vooraan of opzij in de askop worden vastgezet. [N O, 3a; A 42A, 76] II-3
roek zaadkraai: zōͅətkrɛi̯ (Kaulille) roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)] III-4-1
roep- en lokwoord voor de kip tiet, tiet, tiet: tẽ̜t, tẽ̜t, tẽ̜t (Kaulille), tjiep, tjiep: tjip, tjip (Kaulille) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor een big kuus, kuus, kuus: kys, kys, kys (Kaulille) Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kuiken tjiep, tjiep: tjip, tjip (Kaulille) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus, kuus: kys, kys, kys (Kaulille) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam met, met: męt, męt (Kaulille) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roep- en lokwoorden voor het schaap met, met: męt, męt (Kaulille) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12
roeper oproeper: ps. omgespeld volgens Frings.  oͅprōpər (Kaulille) afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)] III-3-1