25043 |
schaduw, lommer |
koeleschaai:
ve zitten in de kuule schaaj (L316p Kaulille),
we zitten in de koeleschaai (L316p Kaulille),
we zitten ine kulleschaai (L316p Kaulille),
lommer:
wij zitten in den lommer (L316p Kaulille),
schaai:
schááj (L316p Kaulille),
uit de zon:
we zitte oet de zon (L316p Kaulille)
|
schaduw (lommer) [RND] || Schaduw. Wij zitten in het lommer,... in de schaduw. [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
21483 |
schafttijd |
schofttijd:
sxoftî.t (L316p Kaulille)
|
schafttijd [RND]
III-3-1
|
34435 |
schapenboer |
schaapsboer:
sxōbzbō.r (L316p Kaulille)
|
Landbouwer wiens voornaamste bedrijfstak de schapenkweek is. [JG 1a, 1b]
I-12
|
33402 |
schapestal, schaapskooi |
schaapsstal:
sxǭps[stal] (L316p Kaulille),
schapestal:
sxǭpǝ[stal] (L316p Kaulille)
|
De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.]
I-6
|
34494 |
scharrelen |
dabben:
dabǝn (L316p Kaulille),
krabben:
krabǝn (L316p Kaulille),
scharren:
sxē̜rǝ (L316p Kaulille)
|
De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.]
I-12
|
17800 |
schede |
schede:
sxɛi̯ (L316p Kaulille)
|
schede, lederen ~ waarin een mes wordt bewaard [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34115 |
schede van de koe |
vazel:
vā.zǝl (L316p Kaulille)
|
Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.]
I-11
|
17729 |
scheel zien |
scheel kijken:
schaeël kieke (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille)
|
Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op een zelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, scheel kijken, loensen) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
18727 |
scheerapparaat |
scheermachine:
Spelling: <`> = sjwa.
schae:rm`sjien (L316p Kaulille)
|
Een electrisch scheerapparaat [scheermachine, scheerder] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18402 |
scheermes |
scheermes:
Spelling: <`> = sjwa.
schae:rmes (L316p Kaulille),
scheermesje:
Spelling: <`> = sjwa.
schae:rmeske (L316p Kaulille)
|
Een scheermesje. Een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 114 (2002)]
III-1-3
|