20287 |
speen |
tut:
tut (L316p Kaulille),
tutter:
tutt’r (L316p Kaulille)
|
speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dē.m (L316p Kaulille),
dēm (L316p Kaulille)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
spek (L316p Kaulille)
|
spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
25457 |
spekhaak |
spekhaak:
spɛkhōk (L316p Kaulille),
vleeshaak:
vlɛǝshōk (L316p Kaulille)
|
De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.]
II-1
|
20702 |
spekpannenkoek |
spekkoek:
spekkoek (L316p Kaulille)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
e spael (L316p Kaulille),
Verkl. spellke.
spe:l (L316p Kaulille)
|
spel [GTRP (1980-1995)] || Spel.
III-3-2
|
18390 |
speld |
spelde:
spɛl (L316p Kaulille)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
25467 |
speld waarmee men de darmen schoonmaakt |
haarspeld:
hǭrspɛlt (L316p Kaulille)
|
Een speld, meestal een haarspeld, vouwt men dubbel; de darm wordt tussen deze twee stukken geklemd en dan tussen beide stukken doorgetrokken, waardoor de mest eruit wordt geperst. De darm moet natuurlijk wel nog uitgekookt worden. [N 28, 118]
II-1
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
speu:le (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
speuhle (L316p Kaulille)
|
(Vervoegingen): [Spelen]. || spelen [GTRP (1980-1995)] || Spelen.
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
partijtje:
p`rtieke (L316p Kaulille),
spelletje:
spell`ke (L316p Kaulille)
|
[2.] Gezelschapsspel. || het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje] [N 112 (2006)]
III-3-2
|