e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spreeuw spreeuw: sprieuw (Kaulille), spry(3)̄w (Kaulille) spreeuw [ZND 43 (1943)] || spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)] III-4-1
spreken, praten kallen: kallen (Kaulille), praten: nie haard praoten (Kaulille), spreken: he kan vlaams sprèke (Kaulille), i in ni zoals in zit  ni haard sprèken (Kaulille) Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] III-3-1
springen springen: springen (Kaulille, ... ) springen [ZND 25 (1937)] III-1-2
springstier dekstier: dɛkstēr (Kaulille), springstier: spreŋstēr (Kaulille) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
sprookje sprookje: sprookje (Kaulille), vertelseltje: vertelselke (Kaulille, ... ) hoe heet een kindervertelsel ? kent ge nog een woord sage ? (uitspraak) [ZND 42 (1943)] III-3-1
spruiten spruiten: sprutən (Kaulille) spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)] III-2-3
spruitkool, spruitje spruiten: spruj (Kaulille), sprutən (Kaulille) [N Q (1966)] I-7
spuiten spritsen (<du.): sprietse (Kaulille) Met kracht vloeistof door een nauwe opening persen (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen) [N 108 (2001)] III-1-2
staakijzer van de windmolen staalijzer: stǭlizǝr (Kaulille) De rechtstaande spil in de windmolen waaraan aan de bovenzijde het rondsel of de bonkelaar is bevestigd en aan de onderzijde de klauw die in de rijn van de loper past. Zie ook afb. 64.29 en 59. Achter de plaatscode is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer was vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N O, 14i; N O, 14o; A 42A, 14; A 42A, 15; Sche 43; A 42A, 22] II-3
staande lamp schemerlamp: sxēmərla͂mp (Kaulille) lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1