e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stoffen pantoffel slof: slofə (Kaulille) sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)] III-1-3
stok of twijg om een kind te straffen gors: znd 23, 60c;  gors (Kaulille), wis: znd 23, 60c;  wis (Kaulille) stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)] III-2-2
stola stola (lat.): stōla (Kaulille) stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)] III-1-3
stolp kaasstolp: kiəstølp (Kaulille) kaasstolp [N 20 (zj)] III-2-1
stookgat van de oven ovenmuil: [oven]mūl (Kaulille) De benaming voor het stookgat van de oven dat voorzien is van een ijzeren deurtje. Vergelijk het lemma "ovenmond" in aflevering II.1, pag. 71. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 79b] I-6
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel bakhuis: [bakhuis] (Kaulille) De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.] I-6
stootring as: as (Kaulille) Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.] I-13
stoppeleinde van de schoof stok: stǫk (Kaulille) De onderkant van de schoof, daar waar de halmen afgesneden zijn. Zie afbeelding 7. [N 15, 21a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
stoppels stoppels: stǫpǝls (Kaulille) De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.] I-4
stormlijn bovenste zeilkoord: bovǝstǝ zęjlkōrt (Kaulille) De langste van de twee, drie of vier slaglijnen waarmee de zeilen in geheel opgerolde toestand worden vastgelegd. Het woordtype half koordje (l 374) is opmerkelijk. De invuller kende als benaming voor de ɛhalflijnɛ echter ɛklein koordjeɛ. Zie ook de lemmata ɛkoordjeɛ en ɛhalflijnɛ.' [N O, 5i; N O 5f, A 42A, 71; A 42A, 71 add.] II-3