34110 |
bles |
bles:
blęs (L316p Kaulille)
|
Witte streep op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 136b; N 3A, 135b]
I-11
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
blieven (L316p Kaulille),
blīēven (L316p Kaulille)
|
blijven [ZND 25 (1937)]
III-4-4
|
33780 |
blijvend gebit |
paardstanden:
pē̜rstɛ̄n (L316p Kaulille)
|
Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b]
I-9
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
weerlicht:
wēͅrlext (L316p Kaulille)
|
bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
hət bleksəmt (L316p Kaulille),
weerlichten:
hət wēͅrlext (L316p Kaulille),
Opm. ee = fr. è.
⁄t weerlicht (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille)
|
bliksemen [ZND 21 (1936)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
22353 |
blindemannetje spelen |
blinddoeken:
bli:ndoeke (L316p Kaulille),
bli:ndókke (L316p Kaulille)
|
(Kinderspelen): Blindemannetje spelen. || het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
25384 |
bloed roeren |
bloed pitsen:
blōt pitsǝn (L316p Kaulille)
|
Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.]
II-1
|
34097 |
bloedaders |
bloedaderen:
blūǝtārǝ (L316p Kaulille)
|
Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c]
I-11
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
bloodworst (L316p Kaulille),
blōtwoͅrst (L316p Kaulille)
|
bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
bloodsoeger (L316p Kaulille),
echel:
echel (L316p Kaulille)
|
bloedzuiger [ZND 33 (1940)]
III-4-2
|