e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trommelen trommen: trómme (Kaulille) Trommelen. III-3-2
trommeltje trommetje: truməkə (Kaulille) trommeltje [RND] III-3-2
trompet trompet: trómpet (Kaulille) het koperen blaasinstrument met een schetterende, doordringende toon [trompet, toet] [N 112 (2006)] III-3-2
tros vruchten tros: tros (Kaulille) tros [ZND 32 (1939)] I-7
trots groots: groets (Kaulille) groots [ZND 24 (1937)] III-1-4
trouwen trouwen: trowwe (Kaulille) door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 115 (2003)] III-2-2
trouwpak trouwkostuum: trouwkəstym (Kaulille) trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3
trui pullover: pəlōvər (Kaulille), tricot (fr.): trikō (Kaulille) trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] III-1-3
tuberculose tering: tee:ring (Kaulille) Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, tbc, teebee). [N 107 (2001)] III-1-2
tuieren tuieren: tȳǝ.rǝn (Kaulille) Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11