32416 |
uitspannen |
uitspannen:
ū.tspanǝn (L316p Kaulille)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
29925 |
uitvoerder |
ploegbaas:
plōx˱bās (L316p Kaulille)
|
Persoon die in dienst van een aannemer of ambachtsman de leiding heeft over de uitvoering van een werk. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.]
II-9
|
26076 |
uitwendig kruiwerk |
kruiwerk:
krujwɛrk (L316p Kaulille)
|
Algemene benaming voor alle voorzieningen die aan de buitenzijde van de molen zijn aangebracht om de gehele molen of de molenkap naar de wind te draaien. [N O, 30h; Sche 60; monogr.]
II-3
|
21133 |
uitwijken |
hut varen:
hyt ˲vā.rǝn (L316p Kaulille),
rechts afzetten:
rɛxs˱ ā.f˲zętǝn (L316p Kaulille)
|
Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
30051 |
uitzetplanken |
planken:
plɛŋk (L316p Kaulille)
|
De planken die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. De uitzetplanken worden horizontaal tegen de piketten gespijkerd. In Q 111 werkte men bij het uitzetten niet met planken, maar met een koord. [N 30, 24c]
II-9
|
21387 |
unster |
ponder:
niet meer in gebruik
n punder (L316p Kaulille),
unster:
ünster (L316p Kaulille)
|
De Romeinse balans, bestaande uit een stok waarover een gewicht heen en weer geschoven wordt. [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
34043 |
vaalbonte koe |
vale koe:
vāl [koe] (L316p Kaulille)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b]
I-11
|
22465 |
vaandel |
drapeau (fr.):
drappoo (L316p Kaulille),
vaan:
vaaën (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
vlag:
vlag (L316p Kaulille)
|
de aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan] [N 112 (2006)] || Vlag.
III-3-2
|
22466 |
vaandeldrager |
drapeaudrager:
drappoodraa:g`r (L316p Kaulille)
|
Vaandeldrager.
III-3-2
|
34061 |
vaars |
vaars:
vē̜rs (L316p Kaulille),
vɛ̄rs (L316p Kaulille)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|