17924 |
verfrommelen |
verfronselen:
verfronselen (L316p Kaulille),
verfronsen:
verfronse (L316p Kaulille)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
vergeet-me-nietje:
vergeetmijnietje (L316p Kaulille),
vergit mich nietje (L316p Kaulille)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
18054 |
vergiftigen |
vergeven:
ook in de betekenis van vergiffenis schenken
v’rgae:ve (L316p Kaulille)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21660 |
verhogen |
opslaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
oͅpsloͅən (L316p Kaulille)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
v`rjäördaa:g (L316p Kaulille)
|
Verjaardag.
III-3-2
|
34171 |
verkeerd liggen |
wrong zitten:
wrong zitten (L316p Kaulille)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vriën (L316p Kaulille)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrieje (L316p Kaulille),
vriën (L316p Kaulille)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)] || vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18002 |
verkleumd |
stijf:
stief (L316p Kaulille),
verstijfd:
verstiefd (L316p Kaulille)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
ich bin verkauwt (L316p Kaulille),
ik ben verkoud (L316p Kaulille)
|
ik ben verkouden [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|