19544 |
vuursteen |
vuursteen:
vø̄rstiən (L316p Kaulille)
|
vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
vuurtang:
vø̄rtaŋ (L316p Kaulille)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
29814 |
vuurvaste stenen |
vuurstenen:
vø̄̄rstī̄n (L316p Kaulille),
vuurvaste stenen:
vø̄̄rvastǝ stī̄jn (L316p Kaulille)
|
Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.]
II-8
|
25125 |
waaienx |
waaien:
weͅjə (L316p Kaulille)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
waken:
waa:ke (L316p Kaulille)
|
wachthouden bij een dode [waken] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
17952 |
waden |
baden:
baaje (L316p Kaulille)
|
Door het water baden (waden). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
waofel (L316p Kaulille)
|
wafel [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
34562 |
wagen |
vierwieler:
vērwilǝr (L316p Kaulille)
|
Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.]
I-13
|
17943 |
waggelen |
strompelen:
strōmp`le (L316p Kaulille)
|
Onvast, wankelend lopen (waggelen, strompelen, dazelen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
18692 |
wambuis |
wambuisje:
wimoskə (L316p Kaulille)
|
wambuis, kort tot het middel reikend overkledingstuk [wammes, buis, buist, sent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|