21683 |
wbd: in trek |
een goede prijs opbrengen:
ps. omgespeld volgens Frings.
nə gujə pris oͅpbreͅŋə (L316p Kaulille)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22860 |
weddenschap |
weddingschap:
wɛdiŋschap (L316p Kaulille)
|
weddenschap [RND]
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
weef:
weef (L316p Kaulille)
|
weduwe [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wedeman:
wedeman (L316p Kaulille)
|
weduwnaar [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
29145 |
weefkamer |
weefkamer:
wē̜fkāmǝr (L316p Kaulille)
|
De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I]
II-7
|
21518 |
weekblad? |
illustratie (<fr.):
illustrasie (L316p Kaulille),
perroquet?:
[Fr. perroquet?, rk]
piroke (L316p Kaulille)
|
weekblad met veel prenten en fotos [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18166 |
weer genezen |
weer genezen:
wir genèzen (L316p Kaulille),
weer op zijn juste (fr.):
weer op zijnen juste (L316p Kaulille),
weer op zijn kilo:
weer op zijnen kilo (L316p Kaulille),
weer op zijn plooi:
wir op zien plooi (L316p Kaulille),
weer op zijn water:
weer op zijn water (L316p Kaulille)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
17575 |
weerborstel |
weerborstel:
wae:rborst`l (L316p Kaulille)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 109 (2001)]
III-1-1
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
wēͅrlext (L316p Kaulille)
|
weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
weer (L316p Kaulille)
|
(vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|