e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dennennaalden dennennaalden: dennenaolen (Kaulille) dennenaald [ZND 01 (1922)] III-4-3
derdeling derling: dɛ̄.rleŋ (Kaulille) Derde zwerm of tweede nazwerm. Na de eerste nazwerm of de tweede zwerm kan enkele dagen later een tweede nazwerm volgen. [N 63, 29c; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 7; L 1a-m; A 9, 6; monogr.] II-6
deugniet bandiet: bandit (Kaulille), bengel: bengel (Kaulille), kapoen: kapoen (Kaulille), onnut: onnut (Kaulille), schoelie: schoolie (Kaulille), stout schepsel: stout schepsel (Kaulille), stouterik: stouterik (Kaulille, ... ), stouterrik (Kaulille), vlegel: vlegel (Kaulille, ... ), voyou (fr.): voiyou (Kaulille) een ondeugend kind [ZND 40 (1942)] || kent ge ook een woord of uitdrukking met dezelfde betekenis zonder het woord kind, b.v. een ondeugd, of iets dergelijks ? [ZND 40 (1942)] || welke woorden gebruik je om een boef, een deugniet, aan te duiden (op sommige plaatsen gebruikt men rabauw, respeel, raspalie, enz.) ? [ZND 41 (1943)] III-1-4
deuk in een hoed bluts: en bluts (Kaulille), buts: ’n buts (Kaulille, ... ) een deuk [ZND 33 (1940)] III-1-3
deur deur: dø̄ǝr (Kaulille) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
deurtje in een poortvleugel dendeurtje: dęndø̄rkǝ (Kaulille) Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d] I-6
deurwaarder deurwachter?: deurwachter (Kaulille), huisbewaarder: [allicht ontstaan o.i.v. volksetymologische verbastering huisheer < huissier, RK]  hoesbewaarder (Kaulille), huisheer: [volksetymologische verbastering huissier > huisheer, vgl. huisbewaarder, RK]  hoesheer (Kaulille), huissier (fr.): hoessier (Kaulille), husher (Kaulille) deurwaarder [ZND 33 (1940)] III-3-1
diarree aan de/het schijt: ān dǝ sxet (Kaulille), dunne, de -: ann’n dunne zeeën (Kaulille), schijt: anne schie:t (Kaulille) Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (prutsj, loperij, aan de schiet, dunne, weke). [N 107 (2001)] I-11, III-1-2
dief schelm: schèlm (Kaulille) dief [ZND 23 (1937)] III-3-1
diep diep: dēp (Kaulille) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1