17837 |
dutje |
dutje:
`n dutje doon (L316p Kaulille)
|
Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
21418 |
duur |
duur:
deur (L316p Kaulille)
|
duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
duə (L316p Kaulille)
|
duwen [RND]
III-1-2
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
scheien:
sxę.i̯ǝ (L316p Kaulille)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
vregelen:
vrijgelen (L316p Kaulille)
|
Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
vregelaar:
wat n vrygeleèr (L316p Kaulille)
|
Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
18405 |
eau de cologne |
eau de cologne (fr.):
Spelling: <`> = sjwa.
oo de kolonje (L316p Kaulille)
|
Eau de cologne. Reukwater, eau de cologne [lodderijn] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18101 |
eczeem |
eczema:
ekzeema (L316p Kaulille)
|
Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (eczeem, uitslag, (haar)worm). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21313 |
eed |
eed:
ied (L316p Kaulille)
|
eed [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
zwel:
zweel in zin hèn (L316p Kaulille),
zwiel in zien hèn (L316p Kaulille)
|
Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|