22474 |
een list gebruiken |
foetelen:
foet`le (L316p Kaulille)
|
een list gebruiken bij het kaarten [finten] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20178 |
een miskraam krijgen |
misval krijgen:
misva:l kriege (L316p Kaulille)
|
Een miskraam krijgen (opslagen, omslaan). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18273 |
een paar schoenen |
een paar schoenen:
pār sXōən (L316p Kaulille)
|
schoenen, paar ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18337 |
een paar sokken |
sokken:
zoͅkə (L316p Kaulille)
|
kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
31607 |
een paard beslaan |
beslaan:
bǝslǭ.n (L316p Kaulille)
|
Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.]
II-11
|
22809 |
een portret laten maken |
zich laten trekken:
zich laten trekken (L316p Kaulille),
zijn portret laten maken:
zien portrait laoten maken (L316p Kaulille),
zien portrèt loaten moaken (L316p Kaulille)
|
Zijn portret laten maken (bij de fotograaf). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
21656 |
een prijs vragen |
vragen (voor):
ps. omgespeld volgens Frings.
wa vroͅgdər vø͂ͅr (L316p Kaulille)
|
aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22357 |
een priktol bovenhands uitwerpen |
kampen:
kampe (L316p Kaulille),
kappen:
kappe (L316p Kaulille),
[sic]
kappe (L316p Kaulille)
|
(Kinderspelen): Een priktol bovenhands uitwerpen. || een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen] [N 112 (2006)] || een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
32592 |
een riek mest |
riek (mest):
rek (L316p Kaulille)
|
Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.]
I-1
|
26168 |
een roede steken |
(een) nieuwe roede steken:
ǝn nuw ruj stę̄kǝ (L316p Kaulille)
|
Een nieuwe roede in de askop plaatsen. [N O, 7m]
II-3
|