e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geknotte wilg knotwilg: knotwilg (Kaulille, ... ), soets: soets (Kaulille, ... ) knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)] III-4-3
gekraagde roodstaart roodstaartje: rūətstɛrtjə (Kaulille) gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)] III-4-1
gekruld haar kroezelkop: n kroeselkop (Kaulille), krulhaar: krolhaor (Kaulille) hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)] III-1-1
geld geld: ge moet geld genøg hemmen om mig te kunnen betalen (Kaulille), geld (Kaulille), gâêlt (Kaulille), gè mot geld hebbe om te kunnen betoalen (Kaulille), ich bin mie geld kwiet (Kaulille), ps. omgespeld volgens Frings.  gēͅlt (Kaulille) geld [RND], [ZND 14 (1926)] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] III-3-1
gele kwikstaart geelstaartje: gēͅlsteͅrtjə (Kaulille) kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)] III-4-1
gele lupine lupinen: lø`pinǝ (Kaulille), lǝpīnǝ (Kaulille) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gele voederwortel gele poten: gɛǝl putǝn (Kaulille) Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.] I-5
gelijken (op) gelijken: gelieken (Kaulille, ... ) gelijken [ZND 25 (1941)] III-4-4
gelijkspelen gelijkspelen: g`lie:k speule (Kaulille), g`lie:kspeu:le (Kaulille) (Sport): In sport of spel met gelijke stand eindigen. || quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan] [N 112 (2006)] III-3-2
geloof geloof: he hit ze geloef verloren (Kaulille) Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)] III-3-3