e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geloven geloven: geleuven (Kaulille), geluven (Kaulille) Geloven. [ZND 35 (1941)] III-3-3
geluk geluk: geluk (Kaulille) Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)] III-1-4
geluksvogel; altijd geluk hebben geluksvogel: ⁄n geluksvogel (Kaulille) Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)] III-1-4
gemaal poldermolens: pǫldǝrmø̄lǝs (Kaulille) Groepje bijeenhorende molens, in het algemeen voor het bemalen van een polder. [N O, 32h] II-3
gemak gemak: ook ZND 23, 076  gemaak (Kaulille) gemak [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: ook materiaal znd 23, 77  gemekkelik (Kaulille) gemakkelijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemaskerd persoon vastelavondsgek: vastelavondsgek (Kaulille), vastelavondzot: vastelavondzot (Kaulille), vastenavondgek: vastenaovendgek (Kaulille), vastenavondsgek: vastənoͅuvəsgeͅk (Kaulille), vastenavondzot: vastenavondzot (Kaulille) Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)] III-3-2
gemeen gemeen: ook materiaal znd 23, 79  gemein (Kaulille) gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemeente gemeent: gemeint (Kaulille) gemeente [ZND 24 (1937)] III-3-1
gemeentehuis gemeentehuis: gemèntenhoes (Kaulille) gemeentehuis [ZND 24 (1937)] III-3-1