19102 |
goedheid |
goedigheid:
ook materiaal znd 24, 20
goetigheit (L316p Kaulille),
gootighèd (L316p Kaulille)
|
goedheid [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
des goejekoèp (L316p Kaulille)
|
Dat is goedkoop [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21512 |
goedkoopst |
bestekoop:
bèstekoep (L316p Kaulille)
|
goedkoopst [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
22657 |
goedkoopste rang in een schouwburg |
uilenkot:
uûl`kooët (L316p Kaulille)
|
de goedkoopste rang in een schouwburg [uilekot] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21477 |
goedkoper |
beterkoop:
bètrekoep (L316p Kaulille)
|
goedkoper [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
18954 |
goedzak |
goede jong:
t is zoe n goeie jong (L316p Kaulille),
goedsok:
ook materiaal znd 24, 22
goeizok (L316p Kaulille)
|
goedzak [ZND 01 (1922)] || t Is zulk een goeie jongen. [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
17903 |
gooien |
gooien:
goeien (L316p Kaulille),
smijten:
smieten (L316p Kaulille),
smīēten (L316p Kaulille)
|
niets op de grond werpen ! [ZND 24 (1937)] || smijten [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
24156 |
goudhaantje |
goudhaantje:
goͅu̯tāntjə (L316p Kaulille)
|
goudhaantje (9 zeer klein vogeltje; geel streepje op de kop; meestal in sparren; roep en zang heel hoog piepend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24157 |
goudvink |
goudvink:
goͅu̯tfvŋk (L316p Kaulille)
|
goudvink (14,5 grijs op de afbeelding is prachtig rood bij de man; zomer en winter vrij schaars; broedt in sparrenbos; worteltjesnest; roep hoog fluitend [pjuuu] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21327 |
graaf |
graaf:
⁄n graaf (L316p Kaulille)
|
Graaf. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|